‘Kijk eens hoe gemakkelijk die spade de grond in gaat. Dat is een goed teken.’ Isabel Duinisveld staat midden op het tuinbouwveld bij Herenboeren de Vlinderstrik in de Schiebroekse Polder. Samen met boer Albert buigt ze zich over de losgewoelde grond. ‘Ik zie wortels en gaatjes van de wormen, de grond kruimelt mooi’, stelt ze tevreden vast. ‘Dat gaat de goede kant op.’
Het is een koude morgen in februari, de winterzon doet zijn uiterste best om door de mist heen te breken. Toch zijn de leden van Herenboeren de Vlinderstrik op het land bezig. Ze oogsten prei, en op een perceel verderop boerenkool. Morgen komen alle leden hun groentepakketten weer ophalen, dus er is werk aan de winkel. Ondertussen loopt Isabel Duinisveld een rondje met boer Albert. Ze werkt voor Herenboeren Nederland als ‘opstartboer’ en helpt de Vlinderstrik om de bodem te verbeteren.
‘De grond was hier erg verdicht. Een deel van het land was een bouwput voor we hier begonnen, er zijn kranen overheen gereden… Samen met Albert bekijk ik hoe we het organisch stofgedeelte weer omhoog kunnen krijgen.’ Isabel deed de lerarenopleiding biologie en scheikunde, maar opgegroeid als boerendochter kroop het bloed toch waar het niet gaan kon. Op haar 23e begon ze haar eigen tuinbouwbedrijf. ‘Eerst biologisch, en toen biologisch-dynamisch. Tijdens mijn opleiding was ik me kapot geschrokken van de chemie die we in Nederland gebruiken. Er was nog helemaal geen onderzoek gedaan naar het stapeleffect van alle landbouwgiffen die werden gebruikt. Maar als je vijf soorten groente en fruit koopt in de supermarkt, wat krijg je dan allemaal binnen? Ik wilde het anders doen.’
Kijken, ruiken, proefjes doen
Door de jaren heen ontwikkelde ze zich tot een expert in bodemprocessen. ‘Ik maakte profielkuilen en bestudeerde de grond. Kijken, ruiken, proefjes doen. Zo ben ik ontzettend veel te weten gekomen.’ Ook bij de Vlinderstrik begon ze met het maken van zo’n profielkuil. Ze stuitte op een verdichte laag waar nauwelijks nog zuurstof in zat. ‘De klei was zo op elkaar geplet, dat er geen wortels of water doorheen kon komen. Op sommige plekken kreeg je een spade nog geen vijf centimeter de grond in. We moeten zorgen dat de grond losser wordt, zodat planten erin kunnen wortelen en het water wordt opgenomen, maar ook door de planten weer dieper uit de bodem kan worden gehaald als dat nodig is.’
Wortels en wormen
Voordat ze gaan planten, bewerken ze de bovenste laag van de grond. ‘Zodra de bodemtemperatuur meer dan zes graden is, gaan we effectieve micro-organismen over de bodem spuiten, het gewas kort maaien en heel ondiep infrezen’, vertelt Isabel. ‘Na een week of twee is de bovenste laag dan verteerd door bacteriën en beginnen gisten en schimmels al te groeien. Dan leggen we de plantbedden klaar met een rotorkop-eg, zo’n acht centimeter diep.’
Ze telen gewassen die de bodem weer open maken. ‘We zaaien tarwe en in het voorjaar voegen we daar groenbemesters aan toe met Luzerne. Dat is een plant die heel diep gaat en dikke wortels heeft, zodat het water makkelijk heen en weer kan en er ook ruimte komt voor de wormen. De tarwe maakt de bovengrond mooi los. Daarna kun je het bemesten en bijvoorbeeld kool gaan telen.’ In plaats van te ploegen, gebruikten ze een woelpoot om de grond los te maken. Dat is een apparaat achter de trekker met verticale poten die door de grond worden getrokken. ‘Zodat je die wel loswoelt, maar niet omkeert’, legt Isabel uit. ‘ Want dan verplaats je het leven dat in de bovenste laag zit naar beneden, waar geen lucht meer zit, en dan gaat alles dood. Terwijl we al die schimmels en bacteriën en regenwormen juist zo goed kunnen gebruiken om de grond weer gezond te maken.’
‘Kijk eens wat een joekels van regenwormen! Alleen al daar kun je aan zien dat het goed gaat met de grond.’
Een punt op de horizon
We zijn bij het volgende perceel aanbeland. Isabel steekt haar spade weer in de grond en opnieuw valt het haar niet tegen. ‘Kijk eens wat een joekels van regenwormen! Alleen al daar kun je aan zien dat het goed gaat met de grond.’ Enorme spruiten staan te schitteren in de zon. ‘Daar zullen de leden blij mee zijn’, zegt Isabel. Ze maakt een praatje met de vrijwilligers die bezig zijn met de oogst, geeft ze tips en beantwoordt allerlei vragen. ‘Ik denk dat Herenboeren een heel goede manier is om de consument te betrekken bij de transitie waar we in de landbouw voor staan. De mensen staan zelf op het land, ze helpen met oogsten, ze gaan met hun handen door de grond. Ze leren te leven met de seizoenen. Dat een oogst soms kan mislukken. Dat de natuur niet maakbaar is.’ Ze kijkt uit over de akkers rondom de Vlinderstrik. ‘Over een paar jaar is dit de mooiste herenboerderij van Nederland. Omdat het uniek is dat je op grond van Natuurmonumenten zit. Hoe gaaf is het als je daar je groenten op kunt verbouwen, je dieren kan laten lopen, en toch de natuur geen schade doet! Als je dat voor elkaar kunt krijgen… dat is een punt op de horizon, waar ik mijn hele leven al mee bezig ben geweest en dat hier nu bij elkaar komt. Dat vind ik echt heel erg mooi.’
Herenboerderij in de Schiebroekse Polder
In het nieuwe natuurgebied Schiebroekse Polder direct ten noorden van Rotterdam, hebben gemeente Rotterdam en Natuurmonumenten op 70 hectare het kleinschalige, halfopen boerenland hersteld. De boswachters van Natuurmonumenten beheren het gebied. Omdat een natuurinclusief gemengd boerenbedrijf goed past in zo’n landschap, heeft Natuurmonumenten een deel van de gronden in deze polder in pacht uitgegeven aan Herenboerderij de Vlinderstrik.
Een Herenboerderij is een kleinschalig, gemengd boerenbedrijf met tuinbouw en veeteelt. Het is een coöperatie van 200 huishoudens en 500 monden. Er werkt een boer in loondienst, de betrokken herenboeren zijn welkom om mee te helpen. Om de boerderij op te kunnen zetten, legt iedereen eenmalig een vast bedrag in. Daarnaast wordt er wekelijks contributie betaald. Samen met de boer wordt de koers uitgezet en de opbrengsten worden verdeeld. Er wordt met aandacht voor natuur geboerd. In de Schiebroekse Polder betekent dat op een deel van de akkers de oogst blijft staan; zeldzame akkerflora krijgt hier de ruimte en vogels mogen eten van zaden.
Herenboeren Nederland en Natuurmonumenten zijn allebei partners in de coalitie van ‘Rotterdam de boer op!’.